Psalm 4 1 – 9 vs.7 Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE! vs. 9 In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen. (HSV)
Je zal maar op de vlucht zijn voor je eigen kind. Koning David vlucht voor Absalom. Dat staat niet in Ps. 4 maar wel in Ps. 3. Deze twee psalmen horen bij elkaar. Absalom die een samenzwering opzette tegen zijn vader, die zelf zo snel mogelijk koning wilde worden. Het komt zelfs zover dat David moet vluchten uit Jeruzalem. In 2 Sam. 15 vinden we uitgebreid een beschrijving van deze geschiedenis. Nu we de geschiedenis achter de psalm kennen, proeven we de ontreddering.
Er is ook veel aan de hand in Davids hart. Behalve de moeilijkheden met Absalom, zijn er ook nog de herinneringen aan de gebeurtenissen rondom Bathseba en hoe hij Uria, de man van Bathseba de dood heeft ingejaagd. David heeft het niet gemakkelijk en ongetwijfeld zal hij veel hebben nagedacht. In het lied van David horen we een gebed van overgave in het besef dat God alleen de HEERE is. Want David leeft vanuit het vaste vertrouwen: ‘De HEERE hoort als ik tot Hem roep’, vs.4.
Er zit een heleboel spanning in deze psalm. De mensen die hem dwarsbomen, zijn goede naam, zijn eer te grabbel gooien, spreekt hij aan. Hij heeft kritiek op deze mensen die de leugen zoeken, en tegelijkertijd is het ook een onderdeel van zijn gebed. David laat duidelijk weten dat hij een bijzondere relatie heeft met de HEERE en deze mensen moeten dat heel goed beseffen. Als we al deze dingen bijelkaar optellen dan is het bijna logisch dat ‘velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien?’
Deze vraag is een wens en tegelijkertijd klinkt de twijfel. Ook wij kunnen deze vraag betrekken op ons leven, op ons eigen bestaan. De vraag naar het goede is een levensvraag en komt in de huidige wereldsituatie naar voren. Wie ziet het goede als er sprake is van gevaar of dreiging? Het goede oorspronkelijk was zoals het God het heeft bedoeld bij de schepping: ‘En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed’, (Gen. 1:31). David wijst zelf naar het antwoord: ‘Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!’ Want waar het licht van Gods aangezicht schijnt, daar gebeuren er twee dingen:
- Je ziet wie je zelf bent voor Gods aangezicht: een zondig mens in een niet volmaakte wereld.
- In Zijn licht mag je Zijn nabijheid en tegenwoordigheid ervaren, waardoor we niet moedeloos of wanhopig hoeven te zijn, ondanks de moeilijke omstandigheden.
Dit gebed om het licht van Gods aangezicht is vanuit de Bijbel een gebed om de nabijheid van Jezus. Psalm 4 laat ons dan ook vooral Jezus zien. De levende Christus is het licht van Gods aangezicht. Waar mensen zich bekeren, dat wil zeggen, in Hem gaan geloven, daar schijnt het licht van Zijn aangezicht. Daar wordt het gebed geboren en zal men het goede doen zien. Is het gebed van David nu verhoord? Voor David persoonlijk ja! Het slot van de Psalm laat zien dat David bij de HEERE vrede en veiligheid vindt. Hij kan rustig gaan slapen en ervaart blijdschap in zijn hart. Maar David bidt niet alleen voor zichzelf. Hij bidt; ‘Verhef over óns’. In zijn gebed betrekt hij de mensen om hem heen. David gunt iedereen deze vreugdevolle vrede. ‘Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken? (Rom.8:31-32). Wat overblijft is de genade, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen. Zing je mee?
Genade, zo oneindig groot. Dat ik, die ’t niet verdien. Het leven vond, want ik was dood En blind, maar nu kan ‘k zien.