Handelingen 16: 16 t/m 40 30 De gevangenisbewaarder bracht hen naar buiten en vroeg: ‘Zegt u mij, heren, wat moet ik doen om gered te worden? 31 Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ (NBV)
Paulus en Silas blijven een poosje in Filippi. Ze logeren bij Lydia die hen hartelijk heeft uitgenodigd. Want zij wil meer horen van Jezus over wie deze mannen zo vol vuur en blijdschap spreken. Bij de rivier worden nog steeds gebedsbijeenkomsten gehouden. Ook nu zijn de mannen onderweg naar de rivier. Achter hen loopt een vrouw, zij is bezeten door een geest. Steeds opnieuw loopt zij achter hen aan en blijft maar roepen: ‘Deze mensen zijn dienstknechten van God, de Allerhoogste, die ons een weg naar de zaligheid verkondigen.’ (Vs 17 HSV). De boodschap lijkt heel mooi, maar schijn bedriegt. Zij spreekt over EEN weg, in plaats van DE weg naar de zaligheid. Het lijkt alsof Jezus daarmee als één van de mogelijkheden wordt aangewezen! Deze vrouw wordt door de inwoners van Filippi als ‘medewerkster’ van de god Apollo vereerd. Zij verdient voor haar meesters geld met waarzeggerij. Paulus is absoluut niet gediend van deze zogenaamde ‘hulp’. Hij doorziet de boze listen van de satan. Opeens staat Paulus stil, hij draait zich om en spreekt de geest als volgt toe; ‘Ik beveel je in de naam van Jezus Christus: verlaat haar!’ En op datzelfde moment ging de geest uit haar weg.’ Het wonder gebeurt, in één ogenblik verandert de vrouw, ze zwijgt. Voor haar is het moment aangebroken om met haar volle verstand DE weg naar de zaligheid te horen.
Haar meesters zijn woedend. Hun inkomstenbron is weg. Onmiddellijk moeten deze mannen uit de weg worden geruimd. Ruw grijpen ze de mannen en brengen hen naar de stadsbestuurders. ‘Deze mannen brengen de hele stad in rep en roer. Het zijn Joden , de levenswijze die zij verkondigen, daar moeten wij niet mee instemmen’. Ook de verzamelde menigte keert zich tegen Paulus en Silas. Een diepgaand onderzoek wordt er niet gehouden. Daar wordt het nut niet van ingezien. Graag willen de bestuurders de lokale bevolking ter vriend houden. Stokslagen en de gevangenis is de vernedering die de mannen moeten ondergaan, terwijl zij zich officieel op het Romeins burgerschap mogen beroepen.
Eenmaal in de gevangenis worden Paulus en Silas streng bewaakt. Hun voeten worden in een houten blok vastgezet. Ondanks de pijn van de marteling en het duister van de nacht, bidden Paulus en Silas en zingen lofliederen tot eer van God. Plotseling klinkt er een hevig gerommel, de gevangenis schudt op haar grondvesten, de deuren zwaaien open. De kettingen worden met een onzichtbare hand van alle gevangenen losgerukt. Met grote ogen van verbazing ervaren de andere gevangenen dit wonder.
De cipier is wakker geworden. Schrik slaat hem op het hart, hij ziet de wijdgeopende deuren. Wat kan dat anders betekenen dat alle gevangenen zijn gevlucht. Ook Paulus en Silas die hij extra moest bewaken. Haarscherp ziet hij zijn eigen doodvonnis en trekt zijn zwaard…
‘Stop! We zijn allemaal nog hier.’ Het zwaard klettert op de grond. Diep ontzag vervult de gevangenisbewaarder. Hier staan mannen van een voor hem onbekende God. De cipier leidt de mannen naar buiten. Meteen stelt hij de belangrijkste vraag die een mens kan stellen: ‘Wat moet ik doen om gered te worden?’ Paulus en Silas antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’
Hun wonden worden verzorgd. De stadsbestuurders zijn onder de indruk en beseffen dat een andere God heeft gesproken, de mannen zijn vrij om te gaan. Maar nu doen Paulus en Silas een beroep om hun Romeins burgerrecht. De stadsbestuurders schrikken. Zij hebben zonder onderzoek Romeinen gegeseld. Als dit in Rome bekend wordt… Ze beseffen dat deze mannen zo snel mogelijk in ere moeten worden hersteld en gaan naar de gevangenis om hun excuus aan te bieden aan Paulus en Silas en vragen hen vriendelijk de stad te verlaten. Paulus en Silas gaan naar het huis van Lydia waar de andere gelovigen treffen. Ze zullen dringend hebben gebeden voor Paulus en Silas en hun gebeden zijn verhoord. Na hen bemoedigend toe hebben gesproken vertrekken Paulus en Silas naar Tessalonica.
Volgende week: de tweede zendingsreis (3)