Handelingen 15: 36 t/m 41; Handelingen 16: 1 t/m 15
16: 9 Daar kreeg Paulus ’s nachts een visioen, waarin een man uit Macedonië hem toeriep: ‘Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp!’10 Toen Paulus dit visioen had gezien, wilden we meteen naar Macedonië vertrekken, omdat we eruit opmaakten dat God ons geroepen had om aan de mensen daar het evangelie te verkondigen. (NBV)
Paulus zei tegen Barnabas: ‘Laten we teruggaan naar alle steden waar we het woord van de Heer hebben verkondigd, om te zien hoe het daar met de leerlingen gaat.’ Dagelijks denkt hij aan de gemeenten die zij achterlieten en tegelijk aan al die mensen die nog nooit van Jezus hebben gehoord. Barnabas herkent het verlangen van Paulus. Graag wil hij mee, maar hij wil ook dat Johannes Markus opnieuw mee gaat. Het komt warempel tot een meningsverschil tussen Paulus en Barnabas. Paulus is bang dat Johannes Markus halverwege weer afhaakt en wil niet dat deze man mee gaat op de volgende zendingsreis. Daar staan ze. Twee trouwe zendelingen. Het onbegrip en de bitterheid winnen. Een gezamenlijke reis zit er vanwege dit meningsverschil niet in. Barnabas vertrekt met Johannes Markus naar Cyprus en Silas zal met Paulus meegaan. Silas is van Joodse afkomst, maar in het bezit van het Romeins burgerrecht. Ook is Silas gewend om de gemeente te onderwijzen. Hij is voor Paulus een uitstekende reisgenoot. Ondertussen zijn Paulus en Silas al een poos onderweg. Ze hebben meerdere gemeenten in Syrië, Cicilië en in Tarsus bezocht. Ze zetten de reis voort naar Derbe en Lystre.
Nu woont er in Lystre een jongenman, Timotheüs is zijn naam, Zijn moeder Eunice staat bekend als een gelovige Joodse vrouw, zijn vader is een Griek en van huis uit een heiden. Timotheüs is Paulus opgevallen, deze jonge broeder luistert met al zijn zintuigen wat Paulus te vertellen heeft. Zijn interesse voor het Woord van God is alleen maar toegenomen. Paulus vraagt zich af of deze jongeman bereid zou zijn om met hem mee te gaan op zendingsreis. ‘Timotheüs, ga je ons mee? Heb je de Heere Jezus zo lief dat je je vader en moeder wilt verlaten om het evangelie onder te heidenen te brengen?’ Timotheüs zal geschrokken zijn van deze vraag, hij aarzelt en stelt een wedervraag: ‘Ben ik niet veel te jong?’ Paulus geeft Timotheüs een duidelijk antwoord: ‘Sta niemand toe dat hij vanwege je jeugdige leeftijd op je neerkijkt, maar wees voor de gelovigen een voorbeeld in wat je zegt, in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid’(1 Tim. 4:12). De aarzeling verdwijnt en er klinkt een ja. Nog één bezwaar moet worden overwonnen: Timotheüs is als zoon van een Joodse moeder niet besneden, en zelfs al had zijn Griekse vader dit toen niet toegestaan, hij had wel vlak na zijn geboorte besneden moeten worden. Timotheüs laat zich besnijden, alleen op deze manier zal hij als Joodse evangelist door de Joden geaccepteerd worden.
Paulus, Silas en Timotheüs gaan op weg. Opnieuw zal het evangelie klinken. De kerk groeit en bloeit. Tussen Paulus en Timotheüs ontstaat een band als vader en zoon. De zendelingen gaan naar Troas, een belangrijke havenstad in het grote Romeinse Rijk. ’s Nachts krijgt Paulus een visioen waarin een Macedonische man hem toeroept: ’Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp!’. Paulus weet dat God het is die roept, de volgende dag gaan zij meteen op weg naar Macedonië, naar Europa. De reis gaat naar Filippi. De mannen zijn vol verwachting. Maar er is niemand die op hen wacht. De weinige Joden die er zijn worden door de bevolking geminacht. Zelfs een synagoge is er niet te vinden. Paulus vermoed dat bij de rivier de Joden samenkomen om de sabbat te vieren. Dit vermoeden is juist.
Bij de rivier zijn een groepje vrouwen samengekomen. Hier zal de bedoeling van God duidelijk worden. De mannen zijn meer dan welkom! Wat zijn de vrouwen blij dat ze uitleg krijgen vanuit de Schriften. Lydia is één van de vrouwen. Van oorsprong is zij een heidense vrouw, maar haar hart klopt voor de God van Israël. Gretig luistert ze naar de prediking van Paulus. Lydia belijdt haar geloof en er is niets wat de doop van Lydia en haar huisgenoten kan verhinderen. Opnieuw zijn er heidenen die de Naam van Jezus belijden!
Volgende week: de tweede zendingsreis (2)