Lezen: Genesis 1: 26 t/m 31- de mens als kroon op de schepping
26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen!  27 En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. 28 En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!

God heeft de aarde geschapen maar toch is het nog niet klaar. De schepping is nog niet voltooid. Maar voordat God de mens gaat schapen, zegent Hij eerst alle water – en luchtdieren. Hij geeft deze dieren de scheppingsopdracht om toe te nemen in aantal, ieder in zijn eigen soort en om zich overal te verspreiden in zeeën en op aarde. Dan is de mens aan de beurt!

God zegt: ‘Laten wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis’. Duidelijk is dat hier de Masjesteitsmeervoud of de Drie-eenheid wordt bedoeld. Dat de mens naar het beeld en gelijkenis van God is geschapen, geeft de bijzondere positie van de mens weer.  Nadat de mens is geschapen spreekt God met de mens, de mens op zijn beurt dient en aanbidt God. De mens kan nadenken en praten over allerlei dingen. Het zijn eigenschappen van de mens die van een andere orde zijn dan van de geschapen dieren.  Maar de mens is dan ook totaal anders in zijn soort.

Maar wat betekent het nu om geschapen te zijn naar Gods beeld?  God is vanzelfsprekend de Enige Koning van heel de schepping. Maar de mens is geroepen/geschapen tot verdere ontwikkeling van Gods Koninkrijk. Adam en Eva worden als onderkoningen aangesteld om Zijn Koninkrijk te dienen. De Koning wil met Zijn Rijk tot de volledige voltooiing komen. Natuurlijk is het Koninkrijk van God er al, maar tegelijkertijd kan het meer worden. Het heeft alles te maken met het dienstbaar willen zijn van de mens,  maar ook met de lofzang en verheerlijking van God.  Daarom maakte God de mens tot onderkoning. God zelf legt uit wat de taak is van de mens als onderkoning:
Om te heersen over vissen, vogels, vee en kruipende dieren (1: 26;28)
Om vruchtbaar te zijn. (1:28)    Om hecht en één te zijn (2:24)
Om te heersen over de geschapen dieren (1:28)    Om al deze dieren een naam te geven (2:19)
Om de zaaddragende gewas en bomen wat tot voedsel dient te beheren (1:29)
Om de tuin te bewerken en te verzorgen (2:15)
Om verantwoordelijkheid te nemen door zich aan Gods geboden te houden (3:11)

Adam en Eva hadden misschien best wel veel taken, maar aan de andere kant, zij hadden in het paradijs ook een eeuwigheid aan tijd. De zonde heeft alles veranderd. De slang doet een aanval op het Koninkrijk van God en verleidt de vrouw. De verboden vrucht wordt gegeten en de onderkoning is verslagen. Alles is meteen anders, het mooie is er af, de veiligheid is er niet meer. Ze zien opeens dat zij naakt zijn. Wanneer God verschijnt ontstaat het geweten van de mens. Dit zorgt voor besef van schuld bij Adam en Eva. De relatie met God is verstoord. Wat nu? Wat zijn de gevolgen?
God zelf maakt scheiding met de mens. De mensen worden weggestuurd uit het paradijs. De geschonden schepping verkeert opeens in barensnood. Het zichtbare zuivere Koninkrijk is verborgen geraakt.  Maar Godzijdank doet God een belofte. Hij belooft de Messias die de relatie zal herstellen.  We weten dat ook nu de wereld vol is van verleidingen, maar Jezus heeft overwonnen. Jezus zelf laat ons ook vandaag weten: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.’ (Joh.16:33b)

Volgende week woensdag 2 augustus: De Schepper van de einden der aarde wordt niet moe