Handelingen 15: 1 t/m 35 8 God, die weet wat er in de mensen omgaat, heeft blijk gegeven van Zijn vertrouwen in de heidenen door hun de heilige Geest te schenken, zoals Hij die ook aan ons geschonken heeft. 9 Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want Hij heeft hen door het geloof innerlijk gereinigd. (NBV)
Er zijn enkele jaren verstreken sinds de dag waarop Paulus en Barnabas als zendelingen, voor hun eerste reis, vanuit Antiochë zijn vertrokken. De gemeente is hen niet vergeten. Keer op keer werden Paulus en Barnabas, tijdens hun zendingsreis, opgedragen in hun gebeden. En dan opeens doet een schip de haven aan en aan boord zijn notabene Paulus en Barnabas. Het weerzien is vol blijdschap en vreugde. Niet alleen omdat Paulus en Barnabas veilig zijn teruggekeerd maar ook omdat vele heidenen zich hebben bekeerd. De zendelingen hebben veel te vertellen. De lofzang stijgt omhoog. God is een God van ontferming en genade. De vreugde in de gemeente van Antiochië duurt een poos.
Maar dan opeens is er bezoek: leerlingen uit Judea komen op bezoek, zonder dat ze hiervoor een opdracht hadden. Ze gedragen zich als leraars en verkondigen het volgende: ‘Als u niet besneden wordt volgens het gebruik van Mozes, kunt u niet zalig worden’, (vs.1) Verwarring alom. De woorden slaan in als een bom. De heidenen die tot geloof zijn gekomen worden aan het wankelen gebracht. Als deze woorden waar zijn, dan is de prediking van Paulus en Barnabas nutteloos en misschien zelfs gevaarlijk. Dan zullen zij, aan wie de blijde boodschap is verkondigd, alsnog verloren gaan. Het leidt tot grote onenigheid. Er dreigt een scheuring dwars door de gemeente heen te ontstaan. Hier moet snel worden ingegrepen. Besloten wordt dat Paulus en Barnabas, samen met enkele andere leerlingen, naar Jeruzalem gaan om de hele kwestie voor te leggen aan de apostelen en de oudsten.
In Jeruzalem komt het tijdens het beraad tot een woordenstrijd. Joodse gelovigen dienden te worden besneden en zij moesten zich aan de wet van Mozes te houden, aldus de Farizeeën. Paulus is duidelijk in zijn weerwoord: ‘2 Luister naar wat ik, Paulus, tegen u zeg: als u zich laat besnijden, zal Christus u niets baten.3 Ik verzeker u dat iedereen die zich laat besnijden verplicht is om de wet volledig na te leven. 4 Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld. (Galaten 2-4). De woorden van Paulus komen binnen. Paulus en Barnabas delen vervolgens hun ervaringen: hoe heidenen blij waren dat God naar hen had omgezien. Hoe onbesnedenen de naam van God hebben geprezen en aanbeden. God toonde de heidenen Zijn genade zonder het juk van de Thora op hen te leggen.
Jakobus, de broer van Jezus, heeft op zijn beurt, stil zitten luisteren. Hij neemt het woord en zal zijn woorden zeker zorgvuldig hebben gekozen. Jakobus legt uit dat God zelf het plan heeft opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat Zijn naam vereert (vs14). Daarom ben ik van mening dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen,(vs19), aldus Jakobus.
Een belangrijk besluit wordt vervolgens genomen door de apostelen en de oudsten. Een brief wordt opgesteld. De aanhef is heel hartelijk: ‘Aan hun broeders en zusters in Antiochië, Syrië en Cilicië die uit de heidense volken afkomstig zijn: gegroet!’ (vs23). In de brief worden de gebeurtenissen beschreven, maar ook het besluit om geen andere verplichtingen op te leggen dan strikt noodzakelijk is. Enkele afgevaardigen reizen met Paulus en Barnabas mee naar Antiochië om de brief te bezorgen maar ook om alles mondeling uit te leggen. Vreugde alom in Antiochië.
De geestelijke crisis waarin de gemeente van Antiochië zich heeft bevonden is overwonnen. De rust is teruggekeerd, de kerk veert weer op en heeft een hele belangrijke les geleerd: Gods genade is werkelijk voor iedereen!
Volgende week: de tweede zendingsreis (1)