Handelingen 20;  Handelingen 21: 1 t/m 17 Hand.20: 32: ‘Nu vertrouw ik, (Paulus),  u toe aan God en aan het woord van Zijn genade, dat onze gemeenschap kan opbouwen en dat ons deel zal geven aan zijn koninkrijk samen met allen die Hem toebehoren.

Paulus is op weg naar Macedonië, tijdens zijn reis door dit gebied bemoedigt hij vele gelovigen. Tenslotte bereikt hij Griekenland waar hij drie maanden blijft. Terwijl Paulus zich voorbereidt om per schip naar Syrie te reizen en van daaruit naar Jeruzalem wordt er een aanslag op hem beraamd: ’Hoe brengen we Paulus om, de man die met ‘zijn’ evangelie de hele wereld in rep en roer brengt.’  Hun handen jeuken. Maar op de een of andere manier komt Paulus deze gemene plannen ter ore en reist hij noodgedwongen langs dezelfde weg weer terug. Het is een omweg die veel tijd kost, gelukkig reizen vele goede vrienden met hem mee. 

Vlak voor het Joodse Pascha begint bereikt Paulus met zijn gezelschap Troas, om vervolgens een volle week bij deze gemeente te zijn. De laatste dag van Paulus’ bezoek valt op de eerste dag van de week. Zoals gebruikelijk kwam de gemeente van Troas in een bovenzaal op de derde verdieping bij elkaar op het Heilig Avondmaal te vieren. Paulus wilde de volgende dag verder reizen en hield tot slot een toespraak die wel heel erg lang duurde, tot midden in de nacht.

Een van de luisteraars was Eutychus, een jongeman, hij drinkt de woorden van Paulus in. Ondanks zijn warme belangstelling voor het evangelie slaat de vermoeidheid toe. Om geen woord te missen besluit Eutychus in de vensterbank te gaan zitten zodat de frisse nachtlucht hem wakker houdt. De slaap overwint de vermoeidheid en de slapende Eutychus valt naar beneden. Onmiddellijk stopt Paulus met zijn preek en enkele gemeenteleden rennen naar beneden en vinden de jongeman dood.  Ook Paulus stormt naar buiten, de mensen jammeren en huilen. Bestraffend spreekt hij ze toe en gaat vervolgens boven op de dode Eutychus liggen. Het zal een indrukwekkend moment zijn geweest toen het hart van Eutychus weer begon te kloppen en hij zijn ogen opensloeg. Eerst dood en dan weer levend. Alle reden om de opgestane Jézus Zelf te verheerlijken. 

Als de morgen aanbreekt reist Paulus verder. Het is zijn wens om op tijd op het Pinksterfeest in Jeruzalem te zijn ondanks dat de Heilige Geest Paulus heeft laten weten dat hij vervolgd en gevangen genomen zou worden. Maar Paulus hecht geen waarde aan zijn leven, hij wil enkel de opdracht uitvoeren die hij van Jezus heeft ontvangen: Getuigen van het evangelie van Gods genade. 

Op reis naar Jeruzalem dus, onderweg zijn de schepelingen Efeze voorbij gevaren, een bezoek aan deze stad zou te veel tijd in beslag nemen. Daarom stuurt Paulus iemand naar Efeze met het verzoek aan de oudsten om bij hem te komen in Milete. De ontmoeting is als vanouds. Hartelijk en vol liefde. 

Paulus geeft deze oudsten van de gemeente goede raad om zijn voorbeeld te volgen in het dienen van de Heere en in het omzien naar de gemeente. Ook vertelt Paulus aan de oudsten van Efeze wat de Heilige Geest hem meerdere keren heeft laten weten. Zij schrikken. Is dit dan de laatste keer dat zij Paulus, hun geliefde leraar, zullen zien?  Ontdaan en vol emotie nemen ze afscheid. 

Ondanks dat de Geest door de leerlingen Paulus ontraadt om naar Jeruzalem te reizen, kwamen ze aan in Ptolemaïs. Hier woont Filippi, een verkondiger van het evangelie. En hij niet alleen, ook zijn vier dochters hadden de gave om te profeteren. Paulus logeert bij Filippi.  Na een aantal dagen komt de profeet Agabus op bezoek. Zonder ook maar iets te zeggen loopt hij naar Paulus toe. Hij neemt de gordel van hem af en bindt daarmee zijn eigen handen en voeten ermee vast.  Dan zegt Agabus: ‘Dit zegt de heilige Geest: “Zo zal de man van wie deze gordel is, worden vastgebonden door de Joden in Jeruzalem, die hem aan de heidenen zullen uitleveren’  

Duidelijke taal maar Paulus wil er niet over praten, maar zegt: ‘Laat gebeuren wat de Heer wil’. 

Volgende week: Paulus wordt gevangen genomen