Lezen: Jesaja 40: 12 t/m 31  – de Schepper van de einden der aarde wordt niet moe
12 Wie heeft de wateren met de holte van zijn hand opgemeten, of van de hemel met een span de maat genomen, of het stof van de aarde met een maatbeker gevat, of de bergen gewogen in een waag, of de heuvels op een weegschaal? 
13 Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en [wie] heeft Hem [als] Zijn raadsman onderwezen?
14 Met wie heeft Hij beraadslaagd dat hij Hem inzicht zou geven, Hem het pad van het recht zou leren, Hem kennis bij zou brengen of Hem de weg van veel verstand zou doen kennen?
27Waarom zegt u [dan], Jakob, en spreekt u, Israël: Mijn weg is voor de HEERE verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij?
28  Weet u het niet? Hebt u het niet gehoord? De eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, wordt niet moe en niet afgemat. Er is geen doorgronding van Zijn inzicht.

In het boek Jesaja gaat het in hfdst. 40 t/m 55 over de ballingschap van Israël. De profeeet benadrukt herhaaldelijk dat God de Schepper is. God schept tegengestelde grootheden: licht en duisternis, vrede en onheil om te laten zien dat de macht aan Hem is. God schept gerechtigheid. Mensen of andere zogenaamde goden scheppen niet. Hoe God schept gaat het menselijk besef te boven.
Gods scheppingswerk reikt verder dan het scheppen van hemel en aarde. God heeft de mens geschapen maar ook het volk Israël. God schept vreugde en blijdschap. Het is God de Schepper die bemoedigt, troost en kracht schept voor Zijn schepselen. Want we  denken toch niet dat we onze vreugde vanuit het geloof zelf tot stand hebben gebracht? Ook dát hebben we te danken aan de scheppende God. 

Gods werken zijn niet te meten. De holte van een hand, een span en een maatbeker zijn kleine maateenheden. We kunnen er onmogelijk de hemel en de aarde mee meten. Maar God kan het wel meten.  Er is eveneens niemand die de Geest van de Heere kan peilen. Daarmee wordt bedoeld dat niemand Hem raad kan geven,  kennis of inzicht kan bijbrengen. Het is meer dan dwaas, en dat is nog zacht  uitgedrukt, om te denken dat er een mens zou bestaan die dit zou kunnen.  

De volken zijn maar klein in vergelijking met de door God geschapen hemel en aarde. Ze zijn als een druppel aan een emmer, als een stofje op een weegschaal. Mensen brengt zelf geen gewicht aan.
Voor Israël die in ballingschap verbleef, was de vijand vanzelfsprekend een serieuze tegenstander. Het volk heeft zich moeten onderwerpen aan het goddeloze Babel. Maar in de ogen van God is de tegenstander gering en onaanzienlijk. De ballingschap is Gods gericht aan Zijn volk vanwege hun overtredingen. Maar God de Schepper zal Zijn volk bevrijden uit Babel. Scheppen en verlossen liggen dicht bij elkaar.  Om te verlossen gebruikte God de Perzische koning Kores (45:13). God schept verlossing.
De Heilige zal het onrecht straffen, maar de Heilige is ook de Bevrijder van Zijn volk!

De ballingen zijn Gods volk en worden aangesproken als Jakob en Israël. De namen betekenen hetzelfde.  Er is geen enkele reden te bedenken dat de weg van de Heere voor hen verborgen zou zijn en het recht aan God voorbijgaat. Toch lijkt God ver weg te zijn voor de ballingen want ze spreken niet tót God, maar óver God. Desondanks wordt Hij wel ‘mijn God’ genoemd (vs.27).

Het volk Israël is vermoeid en gaat gebukt. De vermoeide mens staat in contrast met de onvermoeibare God. Maar God wil kracht geven aan hen die vermoeid zijn. God geeft Zijn scheppende kracht aan wat zwak is. We hoeven hiervoor niet jong te zijn of in een goede conditie verkeren. Wie kracht van God wil ontvangen wordt als een arend die Zijn vleugels uitslaat. Wie zich afhankelijk weet van Zijn genade en van de verlossing die Hij door Jezus heeft geschapen mag zich zeker weten van Zijn kracht.

Volgende week woensdag 9 aug; Het gebed van Jeremia in een tijd van droogte