Spreuken 4:23 Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven.
Spreuken 27: 19 Zoals het water weerspiegelt, zo weerspiegelt het hart de mens.
Spreuken 15:30 Een lachend gezicht verblijdt het hart, een goed bericht verkwikt het lichaam.
Laten we er deze week een harte-zaak van maken. Ieder mens heeft tenslotte weleens een hartversterking nodig. Salomo lucht zijn hart in het boek Spreuken. Hij stort zijn hart als het ware uit in goedbedoelde welgemeende adviezen. En dat mogen wij ter harte nemen. Want Salomo wil iedereen een hart onder de riem steken. Met de hand op zijn hart heeft Salomo ieder woord oprecht gemeend, want anders zou het boek Spreuken niet in de Bijbel zijn opgenomen.
Als gemeente dragen wij elkaar een warm hart toe. Al zijn er gebeurtenissen in ons leven waarop we ons hart vasthouden. Ons hart kan in de keel kloppen, of we halen onze hart op. Wat is het dan bemoedigend dat we elkaar in hart en nieren willen bijstaan vanuit de onderlinge liefde. Laten we van ons hart daarom geen moordkuil maken. Waar het omgaat, persoonlijk maar ook als gemeente, dat we het hart op de juiste plaats hebben. Want waar uw hart is daar is uw schat. We zijn er met hart en ziel bij. Immers, waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.
En dat is nu precies waar het om gaat. Als onze mond overloopt van het blijde evangelie, dan is dat te merken in ons dagelijkse doen en laten. Want in het hart wordt de basis van het handelen gelegd. Het hart is dan ook de plek waar het diepste vertrouwen, toewijding en liefde zich bevinden. Het is de bron van het leven, schrijft Salomo. Door dit vertrouwen, toewijding en liefde ontstaat er verlangen. En dan vind ons verstand het gerechtvaardigd om tot handelen over te gaan.
Maar hoe waken we nu over ons hart? Woorden en daden, hetzij positief of negatief, beïnvloeden ons hart, maar ook het hart van de ander. Niet voor niets wijst Salomo er op om over ons hart te waken. En de beste manier om dat te doen is op God gericht te zijn. Als er dingen zijn die je bij God vandaan trekken dan waarschuwt het hart. Je voelt het gewoon van binnen.
Want zoals het water weerspiegelt, zo weerspiegelt het hart de mens. We hebben het dan over de ogen van onze ziel. Gunnen we onszelf het Licht in onze eigen ogen? Stralen, glunderen, glanzen onze ogen? Zodat Gods licht letterlijk van binnen naar buiten schijnt? Voor dit licht hebben we de vreugde van het geloof nodig. Deze vreugde is niet gebaseerd op de omstandigheden waar een mens zich in bevindt. ‘Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd.’ (Filipp. 4:4), schrijft Paulus in zijn brief aan de Filippenzen. Door dit licht van God in onze ogen kunnen we alles zien wat God heeft gedaan en Hem daarvoor prijzen. ‘Moge uw hart verlicht worden, zodat u zult zien waarop u hopen mag nu Hij u geroepen heeft, hoe rijk de luister is van de erfenis die de heiligen van Hem ontvangen’ (Efez.1:18), schrijft Paulus in zijn brief aan de gemeente in Efeze.
Deze verlichte ogen van het hart doet ons beseffen hoeveel genade en zegeningen wij van God hebben ontvangen. En het kan niet anders of deze verlichte ogen worden door anderen opgemerkt. En dan verblijdt een lachend gezicht ons hart. Want misschien kunnen we ons eigen hart nog beter leren kennen door wat anderen bij ons zien. Het goede bericht is vervolgens, dat we het goede bericht van het blijde evangelie kunnen delen met de ander. Vervolgens zal het goede bericht het lichaam verkwikken van onze naaste, maar eveneens ook van ons zelf.