Lezen Johannes 21: 1 t/m 17 – Petrus in ere hersteld

15 Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’16 Nog eens vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’17 en voor de derde maal vroeg Hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van Me?’ Petrus werd verdrietig omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield. Hij zei: ‘Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen.

Wat is Jezus hier aan het doen? Hij stelt drie keer dezelfde vraag ‘Heb je mij lief?’ Waarom stopt Hij niet na één keer vragen of misschien na twee keer? Doet Jezus dat heel bewust: dóórvragen? Om door een bepaalde harnas heen te breken zodat Petrus zich kwetsbaar opstelt. Of is het minder persoonlijk. Of moet er door de drievoudige verloochening iets recht gezet worden, zodat Petrus’ positie als grondlegger van de kerk niet in gevaar is gebracht en moeten we het meer ambtelijk en kerkelijk zien? Wat is Jezus hier aan het doen? Opvallend is dat Jezus met geen woord rept over de verloochening. Mogelijk hebben Jezus en Petrus dit, in een eerdere ontmoeting, al uitgepraat. We weten het niet, maar: …‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen! (Lucas 24:34)

Dat Jezus nu niet over de verloochening praat heeft te maken met het feit dat Jezus niet bezig is met het verleden van Petrus. Jezus kijkt trouwens nooit naar het verleden van Zijn volgelingen. Jezus opent wel een nieuwe toekomst voor Petrus en allen die Hem willen volgen.

Het gesprek volgt na de wonderbare visvangst (Joh.21: 6,7) en na de maaltijd. Het zal een overvloedige maaltijd zijn geweest. Misschien is de maaltijd wel heel stilzwijgend verlopen, de discipelen zullen verwonderd en onder de indruk zijn geweest. Maar na het eten spreekt Jezus Simon Petrus aan. Maar Hij omzeilt de naam Petrus, de naam die Jezus hem had gegeven na zijn geloofsbelijdenis. ‘Ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen’ (Matteüs 16:18a). En nu gebruikt Jezus de oude naam voor Petrus: Simon. Zijn persoonlijke naam die zijn ouders aan Petrus hebben gegeven. Want het gaat om de mens Petrus, om Simon. Ambt en persoon worden gescheiden.

Jezus vraagt vervolgens naar Petrus’ liefde en niet naar iets anders. Jezus vraagt niet om vertrouwen of dat Petrus Hem ijverig wil dienen of dat Petrus spijt heeft van zijn zonden. Deze dingen raken voor Jezus niet de kern. Jezus vraagt om liefde, om een liefdevol hart voor Jezus. Liefde voor Jezus is geladen met gevoel en passie, met warmte en intimiteit. Jezus bedoelt met liefde een persoonlijke en warme band met Hem. Dat we Jezus omhelzen. Het is de liefde die boven alles gaat. Het gaat om een onvoorwaardelijke hartelijke keuze voor Hem.

Jezus stelt Zijn vraag drie keer achter elkaar. Hij neemt geen genoegen met een snel antwoord. Hij wil doordringen tot het hart. De antwoorden van Petrus zijn vol overgave. Hij beroept zich niet op zichzelf, maar op Jezus. ‘Heer, U weet het…’ Jezus ziet het hart aan, en Hij is de enige die weet wat er leeft in onze harten en of daar echte liefde voor Hem is. Dát beseft Petrus.

Petrus wordt verdrietig en zal zich gebroken hebben gevoeld vanaf het moment dat de haan begon te kraaien. Van zijn zelfvertrouwen is weinig meer over. Het enige wat overbleef is genade. Petrus houdt meer van Jezus dan hij ooit in woorden kan uitdrukken en is niet gericht op eigen eer. Petrus krijgt de opdracht om te hoeden en te weiden. Jezus spreekt Zijn vertrouwen uit. Petrus mag de liefde van Jezus zichtbaar maken door de stem van de Goede Herder, die ook de Herder van Petrus is, te laten horen.

Evenals wij dat ook mogen doen…