Lucas 1:26-28 ’26 In de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, waarvan de naam Nazareth was,27 naar een maagd die ondertrouwd was met een man, van wie de naam Jozef was, uit het huis van David; en de naam van de maagd was Maria. 28 En toen de engel bij haar binnengekomen was, zei hij: Wees gegroet, begenadigde. De Heere [is] met u. U bent gezegend onder de vrouwen.
De kalender laat ons zien dat we leven in de adventsweken. We gedenken Christus’ komst in deze wereld. In vers 26 wordt ook eerst een blik geslagen op de kalender: ‘ In de zesde maand…’ Nauwkeurig wordt dit tijdstip vermeld. Het is een half jaar na de verschijning van de engel Gabriël in de tempel aan de oude priester Zacharias. Zijn vrouw Elizabet, die zich vijf maanden lang had teruggetrokken, vertoonde zich nu weer in het openbaar. Onder de mensen werd druk gesproken over haar blijde verwachting. En nu, een half jaar na de aankondiging van de heraut Johannes de Doper, is de tijd in de hemel bepaald voor de aankondiging van de Koning Zelf. De Heere werkt op Zijn tijd. De hemelse klok loopt nooit één seconde achter. Misschien vinden wij soms dat de Heere te langzaam werkt of te laat komt. Geloven betekent echter: wachten op God.
Behalve een blik op de kalender, slaan wij ook onze blik op de topografische kaart. We lezen in vers 26 ook de bestemming van Gabriël: ‘…gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth’ Nazareth werd in die tijd al spreekwoordelijk veracht: ‘Kan er uit Nazareth iets goeds komen?’ Een achtergebleven gebied zouden wij wellicht zeggen.
Wat overbrugt deze aartsengel, namens God, een geweldige kloof. Gabriël kwam vanuit de hemel naar de aarde, vanuit de troonzaal van God naar het nietige Nazareth. Hij gaat naar een eenvoudig huis en een arme maagd. Gabriël zal weer terugkeren naar de hemel, maar Jezus kwam hier op aarde wonen en leven, lijden en sterven. Gabriël kwam alleen maar een boodschap brengen, Jezus is gekomen om Zijn leven te geven. Op deze manier is het Licht gaan schijnen in een donkere wereld.
Dit diepe geheim (het is echt een geheim, want niemand begrijpt het) komt de engel Gabriël vanuit de hemel vertellen aan Maria, een meisje in Nazareth, door God apart gezet. Maria is verloofd met een zekere Jozef, die van koning David afstamde. Maria was jong en een heel eenvoudig meisje uit het volk. Met haar verloofde had ze trouwplannen. In Nazareth kenden ze dit stel wel, in zo’n klein stadje kent iedereen elkaar! Ze waren voor niemand interessant, maar de Heere had hen uitgekozen voor Zijn grote doel. Want Maria en Jozef hadden de Heere lief.
Maar wat een schrik voor Maria, als ze zo tijdens haar dagelijkse bezigheden in haar ouderlijk huis verrast wordt door het hemelse licht van Gabriël, die opeens bij haar staat. Toch wordt Maria nog meer in verwarring gebracht door wat ze hoort, dan door wat ze ziet. Wat zegt die blinkende gestalte tot haar? ‘Wees gegroet, begenadigde; de Heere is met u. U bent gezegend onder de vrouwen.’ Waarom? Wat gaat er dan gebeuren?
Gabriël ziet hoe de schrik van Maria meester maken en daarom spreekt hij die vertroostende en bemoedigende woorden: ‘Vrees niet, Maria, want u hebt genade bij God gevonden.’ Wat een wonder: in genade aangenomen worden. In dat woordje ‘genade’ beluisteren we al iets van de ongenade waarin de wereld zich bevindt. Zonder dit Kind is er geen genade! Voor Maria betekent deze bijzondere gunst genade tot zaligheid en dienstbaarheid. Zij zal de moeder van Christus worden. Maria vraagt hoe dit alles moet gebeuren. Een logische menselijke vraag op dat moment. Zij zal eveneens ook diep ontroerd zijn geweest als de boodschap tot haar doorgedrongen is. En wie kent deze ontroering niet, als de boodschap van het Woord van God, ons diep van binnen raakt.