Lezen Johannes 20: 19 t/m 31 – de (on)zekerheid van Thomas
27 …en daarna richtte Hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’
Ongelovige Thomas, zo is hij de geschiedenis ingegaan. Thomas is het voorbeeld voor hen die eerst vragen willen stellen of die eerst bewijzen willen zien. Thomas was iemand die je liever niet wilde zijn. Maar is dit wel terecht?
Tijdens de eerste ontmoeting verscheen Jezus in het midden van Zijn leerlingen, wenste hen vrede en toonde hen Zijn handen en Zijn zijde, waar de verwondingen van de kruisiging zichtbaar waren. We lezen niets over het geloof of ongeloof van de andere discipelen. Het is heel goed mogelijk dat zij op dezelfde manier hadden gereageerd als Thomas, als zij de wonden ook niet eerst hadden gezien. We weten het niet. Bovendien, hoe hadden wij zelf gereageerd? Het enige verschil is dat Thomas bij de eerste verschijning van Jezus er niet bij is geweest. Johannes vertelt niet waarom. Waren er bepaalde omstandigheden? Wat moeten we denken over de leerling die deze belangrijke ontmoeting had gemist? Of Thomas werkelijk de littekens heeft aangeraakt en naar Jezus’ handen heeft gekeken? Zeg het maar. Wat we wel weten is dat volgens Johannes de combinatie zien en geloven bij elkaar horen.
Bijv.: Voordat Jezus, na een aantal dagen, verscheen aan Zijn discipelen is Johannes zelf het graf binnen gegaan om te zien.‘Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde’. Deze leerling is Johannes, de leerling van wie Jezus veel van hield (Joh20:2). Ook de dorpsgenoten van de Samaritaanse vrouw bij de bron van Jacob geloofden pas dat Jezus werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, toen zij Hem zélf ontmoetten en dus zagen.
En dan zegt Jezus tegen Thomas: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven’. Hiermee bedoelt Jezus niet dat iemand die gelooft na Jezus gezien te hebben gelukkiger is dan iemand die Jezus niet heeft gezien. Jezus wil absoluut geen tegenstelling scheppen tussen zien en geloven. Integendeel. Jezus had Zijn vertrek naar de Vader al aangekondigd, en geeft Zijn volgelin-gen de opdracht om het evangelie te verkondigen. Daarom wil Jezus juist de mensen bemoedigen die later en nog weer later in Hem zouden gaan geloven. Mensen zoals wij.
‘U hebt Hem lief zonder Hem ooit gezien te hebben; en zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, (1 Petrus 1:8) En dát voel je van binnen.
Belangrijk is het antwoord van Thomas, hij belijdt zijn geloof: ‘Mijn Heer, mijn God’. De belijdenis van Thomas is op Jezus gericht en heel persoonlijk: Míjn! Jezus aanvaardt de belijdenis van Thomas. We herkennen veel van ons zelf in Thomas. Hebben wij niet het verlangen om Jezus te zien, om de bevestiging te ontvangen dat het evangelie echt waar is? Gelukkig kunnen we Jezus ontmoeten in de Bijbel en op deze manier met Hem dagelijks leven. Want een verhaal in de Bijbel is niet alleen een overdracht van informatie, het doet iets met je als lezer, je identificeert je met de personen. Jezus zien en geloven kan verschillende vormen aannemen. En hoe mooi is het als we Jezus ontmoeten in elkaar door rechtvaardig te leven en elkaar lief te hebben, doordat wij elkaar zien, als gemeente, als broeders en zusters in Jezus Naam!
Volgende week: Petrus in ere hersteld