Galaten 2: 20: Christus leeft in mij
20 Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven.
We hebben een buiten en een binnenkant. Wat we uitstralen en wie we zijn heeft meer te maken met de binnen dan met de buitenkant. Want als we verlangen naar een leven waarin Jezus zichtbaar wordt, dan moeten we in ons hart beginnen. Nu doet Paulus in Galaten 2: 20 een geweldige, maar ook een heel persoonlijke uitspraak. Hij zegt niet: ‘Laat Christus in uw hart leven’, of ‘Christus behoort in ons leven’. Maar hij houdt het bij helemaal zichzelf en wil ook nog eens voorbeeld zijn: ‘Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij’.
Wat Paulus hier onder woorden brengt, gaat eigenlijk heel ver. Paulus zegt dat hij niet meer leeft. Zijn oude, zondige ik (Saulus) heeft hij gedood. Paulus zit niet meer zelf op de troon van zijn leven, maar Jezus. Hij is niet meer zelf heer en meester in zijn leven, maar hij laat Jezus dé Heer en Meester zijn in zijn leven en van zijn hart.
Dat gaat heel diep. Als wij, evenals Paulus, ernaar verlangen om Jezus uit te stralen, is het wel nodig dat Hij ook daadwerkelijk in ons is. Dat Zijn liefde en genade ons hart hebben veroverd. En dat is best een hele worsteling. Want er kunnen zoveel andere dingen in ons hart wonen, misschien wel zonder dat wij het zelf beseffen. Als wij ons eigen heer en meester zijn, stralen wij vooral onszelf uit. Dan komt de oude mens naar buiten. Mogelijk hebben wij onze vragen: ’Maar als Christus in mij leeft, waar blijf ik dan eigenlijk? Moet ik mezelf helemaal opgeven? Wordt mijn naam weggeveegd als het krijt van een schoolbord?’
Daar lijkt het wel op als Paulus zegt dat hij niet meer zelf leeft, maar het tegendeel is waar. Onze naam wordt juist gegrift in de handpalm van Jezus, En daar kan geen schoolbord tegen op. Geen krijt maar het bloed van Jezus. Als Christus in ons leeft, dán pas kunnen we echt vrij ademen. Christus slaat nooit het boek van ons leven dicht. Hij legt juist het boek open op plaatsen die wij nog nooit hebben ontdekt. Als Christus in ons leeft, dan komen wij als mens pas echt tot ons recht.
‘Ikzelf leef niet meer.’ Het is een heel confronterende uitspraak. Want willen we dat eigenlijk wel? Zijn we bereid om alles waar we goed in zijn, om alles waarin we tekortschieten, los te laten en ons over te geven aan Christus? Hebben wij de moed om ons niet langer te laten leiden door eigen motieven of door angst en bezorgdheid? Durven wij het leven buiten onszelf te zoeken, in Jezus Christus, zodat zijn leven in ons komt? Want als wij ons oude leven loslaten, kan het nieuwe leven in ons gaan opbloeien. Dat nieuwe leven is alleen te vinden in Jezus. Hij zegt: ‘Ik ben het leven’ (Johannes 14:6). Als we dat goed tot ons door laten dringen dan zegt Jezus dat Hij het leven is. En dat betekent dus dat alles wat we buiten Christus om hebben, te maken heeft met de dood.
Als we de woorden van Paulus na kunnen zeggen, wanneer het ook ons verlangen is, dan zullen wij Christus uitstralen. Dan komt alle vreugde, alle blijdschap naar buiten. Onze ogen zullen stralen omdat de liefde van Christus in ons is. We stralen leven uit omdat het leven van Christus in ons is. Een vriendelijke uitstraling als de liefelijke vriendelijkheid van Christus in je is. Zing je mee?
Welk een vriend is onze Jezus,
Die in onze plaats wil staan!
Welk een voorrecht, dat ik door Hem,
altijd vrij tot God mag gaan.
Dikwijls derven wij veel vrede,
dikwijls drukt ons zonde neêr,
Juist omdat wij ’t al niet brengen,
in ’t gebed tot onzen Heer.
Woensdag 18 januari: Ik volg Jezus na