Bijbelstudie Daniël 3 – in de vurige oven

Lezen Daniël 3

In 2016 vond in Amsterdam een gruwelijke moord plaats. Een afrekening in het criminele circuit.  Wat de zaak nog opzienbarender maakte, was de plek waar het vermoorde lichaam gevonden werd:  in een politieauto. Justitie gaat ervan uit dat dit een heel bewuste provocatie was; deze criminelen  wilden de politie uitdagen. Zoiets gebeurt ook in Daniël 3.

Vraag: Provocatie betekent uitdagen. Wat betekent provocatie in Daniël 3?

Daniël 3 komt na Daniël 2. Lezen Daniël 2: 36 t/m 45

Deze twee hoofdstukken kun je niet los zien van elkaar. In het vorige hoofdstuk ging het over de  droom van Nebukadnezar. En nu, in Daniël 3, is er alweer sprake van een beeld. Alleen nu een dat  helemáál van goud is. Er zijn geen andere delen. Een bewuste provocatie van de droom en van de  uitleg daarvan. Alsof Nebukadnezar zegt: ‘Er komen geen andere rijken na mij. Mijn rijk, het  koninkrijk van goud, blijft – tot in eeuwigheid.’ Een heel bewuste provocatie van de droom. Of  beter gezegd: van God …

Vraag: Het is toch niet te begrijpen dat Nebukadnezar na de uitleg van de droom in Daniël 2 een  beeld laat maken, en nu helemaal van goud?

Koning Nebukadnezar maakt een beeld. Net zo indrukwekkend als het beeld in zijn droom. Zestig  el hoog – bijna dertig meter. Zes el breed – bijna drie meter.

Vraag: Waarom liet Nebukadnezar dat beeld maken?

Wat is het doel van dit beeld?

Iedereen moet één zijn in de aanbidding van het beeld. Let ook even op de plek waar het gebeurt: in  het dal Dura in het gewest Babel. Daar is lang geleden ook iets gebeurd; toen stond er geen beeld,  maar een toren. Lezen Genesis 11: 1 t/m 9

Die toren was ook een symbool van eenheid, maar werd een geweldige mislukking. Er ontstond  juist verwarring, verdeeldheid. De mensen trokken allemaal weg. En juist op die plek waar God  verwarring creëerde, gaat Nebukadnezar nu proberen eenheid te stichten. Maar wel een valse en een  geforceerde eenheid. Het gebeurt niet vrijwillig, maar onder dwang. Iedereen moet buigen voor het  beeld. Van wie is dat beeld? Waarschijnlijk is het beeld van zijn god. Maar het is tegelijkertijd zíjn  beeld. Het staat er niet voor niets: ‘De koning Nebukadnezar maakte een beeld’ (vers 1). Het is ook  het beeld van hemzelf. Dat zie je heel duidelijk als straks de drie vrienden voor hem staan. Als je  niet buigt – wie is dan de God Die jullie uit míjn hand verlossen kan?

Stelling: Het beeld van Nebukadnezar laat zien dat neutraliteit onmogelijk is. Je bent voor of  tegen.

Iedereen moet buigen. We zien hier iets van het gevaar van het absolutisme: dat een koning, een  leider, een overheid die mensen dwingend dingen oplegt, hun principiële vrijheden ontneemt, hun  vraagt om dingen te doen tegen hun geweten in, en dat je ervoor gestraft wordt als je niet  gehoorzaamt. We zien dat in een land als China. Daar zijn wetten die het mogelijk maken  godsdienstige uitingen in te perken of te verbieden. Er wordt toezicht gehouden op kerkelijke  media, websites, scholen en liefdadigheidsinstellingen.

Vraag: Veel mensen zijn bang voor de dingen die hen opgelegd worden. Zie je overeenkomsten of  verschillen met onze wereld?

Steeds weer hebben overheden en machthebbers de neiging om de absolute macht te grijpen en te  heersen over de gewetens en de levens van mensen. Zo erg is het bij ons gelukkig niet, maar laten  we waakzaam zijn. Er is ruimte voor godsdienst en eigen overtuigingen, maar er zijn grenzen aan.  Precies als in Babel. We hebben al eerder gezien dat je in Babel gerust je eigen overtuiging en

godsdienst mocht hebben. De Babyloniërs hadden overal vandaan mensen gedeporteerd met hun  eigen overtuigingen en godsdiensten, die ze ook mochten behouden. Maar je ziet: als het erop  aankomt, moet je wél buigen voor het beeld. Dat lijkt op onze tijd. Je mag gerust je eigen  overtuiging hebben, als je maar wel buigt voor het beeld van tolerantie en relativisme.  Relativisme betekent: er is geen absolute waarheid.

Vraag: Is het beeld van tolerantie en dat alles maar kan herkenbaar? Hoe buigzaam zijn wij?

Nebukadnezar laat een boodschap rondgaan door zijn rijk: alle leidinggevenden moeten komen  opdagen. Ook de drie vrienden van Daniël. Was Daniël er zelf bij? Het lijkt er niet op, want je leest  er niets over. Om een of andere reden ontspringt hij de dans. Maar zijn vrienden zijn er wel. En zij  staan onder grote druk. Want of je buigt, of je buigt niet. Een tussenweg is er niet Vraag: Tussenweg: iets met de kool en de geit sparen. Herkenbaar?

De druk die de vrienden van Daniël ervaren:

  1. Druk van de overheid. Het zijn geen gelijken die hen hiertoe aanzetten, maar de koning, de wettige overheid! De overheid heeft God over ons gesteld en die moeten we in principe gehoorzamen. Moeten we altijd de overheid gehoorzamen.
  2. Loyaliteit. Nebukadnezar is goed voor hen geweest. Hij heeft hun een uitstekende opleiding gegeven, een hoge positie in zijn rijk. Ze hebben veel aan hem te danken. Het is moeilijk om ongehoorzaam te zijn aan mensen die goed voor je geweest zijn, zoals je ouders, vrienden of  begunstigers. Loyaliteit is dus niet altijd goed?
  3. De neiging om je aan te passen. Wij mensen hebben een sterke neiging om ons aan te passen aan onze omgeving. We willen niet graag opvallen, anders zijn of gek gevonden worden. Passen wij ons teveel aan?
  4. Intimidatie. ‘Wie niet neerknielt en buigt zal in de brandende oven worden gegooid’ (vers 6). Het is buigen of branden. Wie niet buigt, wordt levend gecremeerd. Dat is een geweldige druk. Niemand wil geïntimideerd worden toch?
  5. Wij hangen aan het leven. Wij willen leven – niet sterven. Denk je eens in wat ze allemaal moeten loslaten: hun bezittingen, hun vrouw en kinderen misschien, hun toekomst. Dat loslaten valt niet mee. En toch doen ze het. Je leven willen behouden is toch heel menselijk?

Als de vrienden ontdekt zijn en voor de koning gebracht worden, biedt hij hun een tweede kans. Hij  kan het misschien niet goed geloven dat zijn trouwe dienaren dit doen. Misschien hebben die  mensen zich vergist, misschien was er een andere reden. Maar Sadrach, Mesach en Abed-Nego  hoeven helemaal niet over dit voorstel na te denken: ‘Wij vinden het niet nodig uw vraag te  beantwoorden’. Daarvoor zijn vier redenen:

  1. Zij staan voor hun principes. God heeft gezegd: ‘U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.’ De Heere alleen is onze God. Er kunnen momenten in je leven komen waarop je weet: deze grens kan ik niet overschrijden.
  2. Ze hebben God lief – boven alles, zelfs boven hun leven. Zij kunnen hun eigen leven opgeven, omdat ze God liefhebben boven alles.
  3. Ze geloven in Gods macht. Ze geloven dat God bij machte is hen te verlossen. ‘
  4. Ze geloven in Gods soevereiniteit. God kan ons verlossen – Hij kan het ook niet doen. Daarin is Hij vrij. Maar voor ons maakt het niet uit. Wij zullen ons geloof in Hem niet opgeven. Vraag: hoe zouden wij deze vier redenen samen kunnen vatten?

Wat kunnen wij hiervan leren?

Als God Zijn liefde in je hart uitstort, kun je de Heere liefhebben boven alles. Zelfs zo dat je je  eigen leven kunt opgeven voor de Heere. Nee, dat is geen prestatie van deze mannen. Dat is een  gave van God. Hij hield hen staande en gaf hun de genade om te volharden. En dat hebben ze  gedaan: ‘Uw goden eren wij niet!’ Toen moesten ze het vuur in. Nebukadnezar is razend. Hij laat  het vuur zevenmaal heter stoken en hij beveelt zijn soldaten hen in het vuur te gooien. Het vuur is  zo heet, lezen we, dat die mannen erdoor gedood werden. Als de vrienden in het vuur geworpen zijn  en Nebukadnezar op een afstandje staat toe te kijken hoe ze hun straf ondergaan, ziet hij tot zijn  verbazing ineens dat ze nog in leven zijn en dat er iemand anders bij is! Een vierde man … ‘Hebben  wij niet drie mannen in het midden van het vuur geworpen?’ ‘Jazeker koning.’ ‘Maar ik zie er vier! Vraag: Wat zou Nebukadnezar hebben gedacht, gevoeld? Zijn wereld moet toch op zijn kop  hebben gestaan?

‘En de gedaante van de vierde lijkt op een godenzoon’, zegt Nebukadnezar. Wie is deze gedaante?  Een hemelse gestalte. Waarschijnlijk gaat het hier om een engel.Veel uitleggers vermoeden dat dit  een oudtestamentische verschijning van Christus is. Hoe dan ook: de Heere zendt bijstand uit de  hemel. Immanuel: ‘God met ons.’ De Heere maakt het waar: ‘Wanneer u door het vuur zult gaan,  zult u niet verbranden, geen vlam zal u aansteken’ (Jes. 43:2b)

We kunnen het gebeuren in de vurige oven vergelijken met de volgende ware gebeurtenis: De Duitse predikant Wilhelm Busch was gevangengenomen door de nazi’s. Hij zat in de gevangenis  en op een avond werd een groep mensen binnengebracht die later naar het concentratiekamp  gestuurd zou worden. Mensen zonder hoop, ze brulden door de gevangenis. Wilhelm Busch schrijft:  U kunt zich dat niet voorstellen. Een gebouw met cellen vol wanhoop, waar iedereen schreeuwt en  tegen de deuren trapt. De gevangenbewaarders werden nerveus en knalden hun revolvers leeg tegen  het plafond. Ze ranselden iemand in elkaar. Ik zat in mijn cel en dacht: ‘Zo ongeveer moet de hel  zijn.’ In die verschrikkelijke situatie schoot het door me heen: Jezus! Hij is hier! Toen heb ik  zachtjes, heel zachtjes, de Naam van Jezus aangeroepen: ‘Jezus! Jezus! Jezus!’ Binnen drie minuten  was het stil. Geen mens heeft gehoord dat ik Hem aanriep – alleen Hij – en de demonen moesten  wijken. Toen zong ik, wat streng verboden was, heel hard het lied: Jesu, meine Freude! Alle  gevangenen konden het horen. De oppassers zeiden geen woord (…) Toen heb ik gemerkt wat het  betekent om een levende Verlosser te hebben.

God heeft het geloofsvertrouwen bevestigd. Al moeten wij eerlijk bekennen dat er nog steeds  christenen worden vervolgd en gedood omwille van hun geloof in Jezus Christus. Dat is moeilijk en  lastig te begrijpen, zeker nu wij Daniël 3 hebben besproken.

Vraag: Hoe houden wij het geloofsvertrouwen vast ondanks dat er broeders en zusters zijn die  worden vervolgd?

Nebukadnezar draait als een blad aan de boom om. Hij zei: ‘Geprezen zij de God van Sadrach,  Mesach en Abednego… Lezen Daniel 4: 1, 2a:

‘Ik, Nebukadnessar, leidde een zorgeloos bestaan in mijn huis, een weelderig leven in mijn  paleis,totdat ik een droom had die mij verontrustte…’

Stelling: Nebukadnezar erkent dat God groter is dan hijzelf, maar heeft weinig geleerd.