Handelingen 11: 19 t/m 30 25 Hierna vertrok Barnabas naar Tarsus om S(P)aulus te zoeken, 26 en toen hij hem gevonden had, nam hij hem mee naar Antiochië. Een heel jaar lang kwamen ze met de gemeente daar bijeen en gaven ze onderricht aan tal van mensen. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd. (NBV)

In Handelingen 10 wordt duidelijk dat Jezus de Heer en Heiland is van alle mensen. Niet alleen onder de Joden, maar ook onder de heidenen zal de Naam van Jezus Christus verkondigd worden. Heidenen die zich tot God bekeren…, dat geeft vreugde, maar ook verwarring. Maar het is God Die raad zal geven. Terwijl Paulus buiten Israël het evangelie brengt, zal God de gemeente in Jeruzalem onderwijzen, hoe Hij zijn weg met de heidenen wil gaan.

Nu zijn vanaf het eiland Cyprus en de stad Cyrene een aantal mannen naar Antiochië gereisd om het evangelie van Jezus Christus te verkondigen. Antiochië (het huidige Turkse Antakaya), is een wereldstad. Vaak wordt er feest gevierd. Zingende en dansende feestgangers drinken met volle teugen uit de beker van wellust en vermaak. Niets is gek genoeg. Alles mag en moet kunnen. De mannen die Antiochië bezoeken kennen de Griekse taal en cultuur en gaan met de Griekse deel van de bevolking in gesprek over Jezus. De woorden van de mannen treffen doel. Velen in Antiochië komen tot bekering.

Het nieuws van de bekering van de heidenen bereikt Jeruzalem, wat een blijdschap! Om hun medeleven te betonen en om als moedergemeente alle ontwikkelingen goed te kunnen volgen, wordt besloten om Barnabas als afgevaardigde naar Antiochië te sturen. Hij is van Cyprus afkomstig en goed bekend met de toestanden in Antiochië, dus hij lijkt de meest aangewezen man. Barnabas is bereid om te gaan.

De gemeente in Antiochië bloeit. Dagelijks ervaart Barnabas hoe de Heilige Geest aan het werk is. De vrucht op de prediking is geweldig. Velen komen tot geloof. Grote groepen mensen dringen zich om Barnabas heen. Ondanks de blijdschap beseeft Barnabas dat het werkterrein voor hem veel te groot is. Er moet hulp komen. Maar van wie? De man die ze zoeken moet de Schriften kennen, en geleid door de Geest, op een duidelijke manier de gemeenteleden kunnen onderwijzen. Steeds vaker komt de naam van Paulus bij Barnabas naar boven. Barnabas weet hoe Paulus door God is stil gezet. Hij weet hoe Paulus in Damascus vrijmoedig Christus heeft verkondigd (Hand.9:20). Wie zou hij anders kunnen wensen als collega? Het besluit voor Barnabas ligt vast. Hij zal Paulus gaan opzoeken. In Tarsus vind hij hem. Paulus vindt het prima en samen zullen zij de gemeente in Antiochië gaan dienen.

De gemeente in Antiochië groeit en bloeit. Velen willen leven zoals hun Heer en Heiland dat van hen vraagt. Hun nieuwe levensstijl begint op te vallen. Als je ook maar een beetje in Antiochië opvalt dan krijg je een passende bijnaam. Ook de gemeenteleden ontkomen er niet aan. Ineens is daar die smalende roep: ‘Christianoi’. Het is als een scheldnaam bedoeld, maar het blijkt een erenaam te zijn. Vijanden die bevestigen dat ze eigendom van Christus zijn. Een betere waardering is er niet!

Dan komen er profeten uit Jeruzalem op bezoek. Terwijl de gemeente bijeen is staat Agabus, één van de profeten op. Door de openbaring van de Heilige Geest voorzegt hij een dat er over de hele wereld een grote hongersnood zal komen. Niet lang daarna ontstaat binnen het Romeinse Rijk een langdurige droogte en een grote hongersnood. De gemeenteleden in Antiochië kennen hun christenplicht. Niet alleen woorden, maar ook daden. Allen zijn het met elkaar eens dat de moedergemeente in Jeruzalem ondersteund moet worden. Zij willen als broeders en zusters helpen. Een inzamelingsactie wordt op touw gezet. Het resultaat is verrassend. Barnabas en Paulus mogen hun gift naar Jeruzalem brengen.

Het hart van Barnabas en Paulus zal vol vreugde zijn geweest. En wat een voorrecht is dit geweest voor Paulus, de gemeente die hij eerst zo wreed vervolgde, kan hij nu zijn liefde tonen. Geven geeft vreugde. Later zal Paulus meerdere keren aan christengemeente vragen om aan de armen te denken.

Volgende week: de eerste zendingsreis (1)